Duitse lente

- Yg. 1921, nr. 12 -

Lente! Dit is zoiets: een lieflijk idee van heerlijke zomers hangt in de lucht. De wijde lucht is eeuwig vrolijk en zorgeloos en een zachte melodie slingert door oneindige ruimtes. Een heel assortiment wonderen wordt met vrolijke gebaren weggegooid. Dagen, dromerig in de milde glimlach van God, de bloem wordt genoemd en dauw en trekkende wolk en WellenspieL Het geheel licht uitgerust met Eichendorff-gevoel als een extra bonus voor ons Duitsers.

Maar de "Duitse" filistijn, verbrijzeld door revolutie, democratie en lot, verzamelt rouw rond het graf van een dood militarisme en plant de bloemen van zijn Pan-Duitse hoop met liefdevolle handen in de lachende lente.

Frühlingswinde lispeln in Duits accent een oud lied. Krachtige visioenen komen voort uit prachtige lenteparades, uit het tempo van Duitse regimenten, van snorharen naar de hemel, halfgods naar de hemel, van gehoorzame handen tot broeken, van hoofse pracht en festiviteiten. In de verte wenkt een heerlijke zomer: Duitsland bevrijd van joden en idealisten, weerspiegeld in de glans van zijn helmtips.

Oh ja! Als de lente nu op hen valt en ze ergens in een spinazie groene gang gaan liggen en het koord melancholie op het loden shirt bungelt, wanneer ze daar liggen te dromen tot de wolken, dromen ze dit altijd alleen; elke druppel dauw reflecteert het; elk vogellied weet alleen deze kant op en alle wolkentrein gaat alleen deze kant op.

Je zou graag psychiater willen zijn om mensen te begrijpen die, uit een gekke stroom bloed en vernietiging, plotseling wakker worden in de realiteit, na een paar maanden al het moment van ontwaken vervloeken. Die hebben genoten van de gruwelijke intuïtie van een griezelige rampage en toch niet meer begrijpen waarom ze eens in een natuurlijke walging de moordwapens hebben gegooid.

Men wil weten wat er gebeurt bij mensen die, ontgroeid uit de humus van een millennia-oude christelijke cultuur, nog steeds bevroren en teleurgesteld zijn, omdat een wereldoorlog, een waanzinnige orgie van vernietiging, haat en vulgariteit alleen ellende en nood, morele depressie en morele Heeft ondergang gebracht.

Men zou willen begrijpen waarom een ​​volk op hoog wetenschappelijk niveau, zoals het Duitse, niet door middel van dit wetenschappelijk denken het lange pad van een ongelukkige ontwikkeling naar een catastrofe kan verklaren.

Zoveel als de Zulu Kaffirs bekend zijn, ze moeten het vermogen hebben om te leren van slechte ervaringen in het verleden. We hebben het sombere voorbeeld van Duitsland dat een volk een wereldoorlog kan verliezen en nog steeds door kan gaan in de oude wateren, met dezelfde vage fantasieën en dezelfde aardse dromen.

Moet er niets van de Zulus worden geleerd?

We staan ​​dit voorjaar geschokt, aan het einde van een korte tijdspanne, wanneer er enige hoop in ons is ontsproten. Eens, in november 1918, toen de mensen zich van hun ketenen bevrijdden, spruitten de hoopjes verlegen uit. Velen noemden het een revolutie. Arme mensen! Hoeveel hoop en vurige verlangens hebt u ermee geuit! Vandaag weten we het. Het was geen revolutie. Het was een ongelukkige vergissing! Het was een kleine ontsporing van de Duitse psyche. Niks anders. De korte weg van toen naar nu toont dit op bewonderenswaardige wijze aan. Duizenden liggen met geweerkolven neergeschoten van achteren "op de vlucht", doodgetrapt door commissarislaarzen. De geest van 1914 leeft nog steeds. Het heeft zich ook bewezen in de burgeroorlog. Zijn methoden zijn verder ontwikkeld. En wat bij sommige mensen blijft hangen uit “de dagen van schaamte”, probeert men volledig te verdrijven met rubberen wapenstokken, stankbommen en pesten!


Vergeet de waanzin van de wereldoorlog. Vergeet de rivieren van bloed. Vergeet de gruwel van het slagveld, de dierlijke extase van de gigantische slachting, het grandioze werk van geavanceerde uitroeiingstechnieken, vergeet de verlegenheid van de slag bij Marne, vergeet de onzin van Verdun en nog veel meer. Vergeten! Niets bleef in deze hoofden hangen van de gruwelijke geest.


Wat overblijft is slechts een ijdele zin: de steek van achteren en alle kool te walgelijk om hem op te warmen.

Dat miljoenen onder de aarde modern zijn en honderdduizenden kreupelen, wie spreekt erover! In de tussentijd horen we van tolerante, door God gegeven prinsen, die in ballingschap hun miljoenen consumeren. Het is walgelijk.

Dit is de Duitse lente. De zon lacht. Er doen zich onverwachte wonderen voor. Je wilt jezelf opgeven en mens zijn. Maar men wordt in de ellende van de "Duitse" staatsmachine geplaatst als het voorwerp van een mooie administratieve bureaucratie. Als u hier en daar geen mensen had, omwille van wie het de moeite waard is om te blijven, bent u ergens ver weg ingescheept.

1921, 12

Hermann Mauthe