De socialisatie van ellende

- Yg. 1923, nr. 35 -

Het is jammer voor de zinkende burgerij. Veel dames kunnen zich geen dienstmeisje meer veroorloven, ze moeten overal een handje helpen. Het hele leven gaat op in de strijd voor het behoud van het leven; alle hogere belangen liggen achter de zorgen over kleinigheden. Het is vreselijk! Het leven heeft op de lange termijn geen betekenis, je verslijt het, gebruikt de beste krachten, wordt saai en saai en zonder energie.

Dus het klinkt in veel variaties van de burgerlijke kranten. Je krijgt zo nu en dan te voelen wat nood is. En je klaagt nu al. Al roept men gevoelig. Nu, als je in je eigen lichaam voelt wat nodig is om jaren in ellende te leven, wijs je naar de hel die verborgen is in een schaars leven. Helaas lijkt het nog steeds niet alsof hieruit conclusies worden getrokken in termen van onze economische orde of liever wanorde. Je denkt allereerst!

Decennialang leeft het proletariaat in omstandigheden waarin burgerlijke kringen dreigen te "zinken". Zijn streven om uit dit onwaardige leven te komen, werd vreselijk kwalijk genomen en daarvoor is de term klassenstrijd gekozen. Nu is men in deze klassenstrijd vervallen, die strijd voor een waardig bestaan ​​zou moeten betekenen. En het wordt veel eenzijdiger geleid dan het proletariaat. Want in zijn strijd heeft het proletariaat zichzelf een beeld van een rechtvaardige sociale orde gesteld; maar tegenwoordig heeft de lijdende bourgeoisie maar één gedachte om het leven van de oude man terug te brengen. Daar strijdt men voor de afschaffing van privileges, hier voor het behoud ervan.

Dat is de reden waarom de kleine burgerij geen sympathie geniet omdat het volkomen gedachteloos is. En daar draait het allemaal om. Als men aan het begin van deze nu zo vervloekte republiek aan de kant van de werkende mensen stond, het proletariaat optilde door de economie te socialiseren, dan dreigde men vandaag niet samen te zinken. Het was niet gewenst. Omdat de ellende ondanks de revolutie in de verre toekomst lag. Nu is men blij zelf te vergaan.

Maar de achteruitgang zal dit volk in zijn verschillende delen zo weinig als de eens twijfelachtige beklimming samenbrengen. Vandaag botsen ze hard in hun materiële en morele ellende, en er is echt geen goed geluid. Ze kon slechts een beetje empathie met de situatie van de ander redden; maar ze hebben nog niet geleerd dat, omdat ze ons betreuren, ze zelf al blootgesteld zijn aan ellende. Er kan ook worden geconcludeerd dat dit in het algemeen niet overweldigend is.

1923, 35 · Frida Leubold