Van het spit

- Yg. 1929, nr. 46 -

Spuug je - Waarom je overgrootvader? Ik denk dat hij al lang dood is? - Oh, je bent een spiritist! Nee, dat bedoel ik niet, maar de andere met ck. Het juiste spuug, weet je. Zoals een lama of een metselaar, kortom, zie je: zo! Sinds ik een vlieg heb ontmoet, het spijt me heel erg. - Dus jij niet? Nieuwsgierig. Ik spuug. - Nee, zomaar, zonder reden. Bijvoorbeeld, op het Asfalt, weet je, in de verte; je kunt ongelooflijke resultaten bereiken, records, zeg ik je. Maar niet in de boeg; dat is verspilling van energie. Zo plat mogelijk, platte kogel, weet je nog? - haha! Dat klopt, in die tijd spugen veel mensen op ons; misschien is het nog steeds een herinnering, een late wraak dus. Maar ik geloof het niet helemaal. Het is nog veel eerder. Als ik op een toren of op een raam, op de vierde of vijfde verdieping, of in het theater in de galerij sta, heb ik er altijd zin in; het maakt me bijna bang. Bijvoorbeeld in het theater: als, tegen mijn wil, maar omdat iets in mij dat zou willen, zou ik dat plotseling moeten doen, de heer daar op het glanzende kale hoofd. Dat zou heel beschamend zijn. - Voor mij bedoel ik. Ja, ook voor hem. Maar voor mij bedoel ik. - Ja, dat begrijp je niet; Ik ook niet. Maar wie weet of hij niet eens iets zal doen wat hij nooit wilde doen. De wensen verrassen soms de wil. Daarom zit ik nooit graag op de eerste rij, boven. Beneden, op de begane grond, maakt het niet uit; Kan me niet schelen. Ik denk dat vallen het interessante ervan is; dat lokt. Heb je nog nooit stenen in de zwarte fontein in een oud kasteel gegooid? Of een meer dat onder hen lag, aan de voet van de helling? - Kijk! Dat het valt, trekt een ongrijpbare lijn tussen ons en de Down: dat is er ook. Maar dat is niet alles. Het mooiste is het vanaf de brugleuning in het water. Daar kun je. Je verzamelt het speeksel economisch, prikt je mond, stelt je voor waar het zal gebeuren en spuugt. splash; er is een klein gaatje of niet; je ziet de witte hoop een paar seconden; het smelt. En dan de kleine ringen die zich verspreiden en smelten. Allemaal prima, kleine ringen. - Ja, ook met stenen. Maar dat is te onhandig, te ongedifferentieerd, te onpersoonlijk. De steen is hard en niets van zichzelf. Het succes is te ingrijpend. En te zeker. Met stenen, dat is Amerikaans. Kinderlijke sensatie door technische middelen, nuanceslos en opzichtig. Niets sprookjesachtigs, het succes is zeker. Nee, niet met stenen. Met stenen alleen op zeer grote hoogten, vooral als je het niet weet, slaagt je er zelfs in om zo ver weg te gooien dat het water nog steeds wordt bereikt: het moment van spanning, het risico, weet je, maakt de charme ervan. Maar verder, in kleine hoeveelheden: spit. - Kinderlijk, zeg je? Je hebt gelijk, wat ben ik blij! Zeg kinderachtig. Het hoofd van het kind is geen belediging, niet voor mij. Zelfs als je zou zeggen: infantiel - zie je, ik dacht van wel! Zo kinderachtig, heel goed, heel goed. En nu: psychoanalyse, alsjeblieft. - Dus! - Nee, nee, niet in het minst! Zo ben ik niet. Je hebt ook gelijk; Dat weet ik, maar ik schaam me niet. - Nee, ik ga daarheen; Ik wil over de kanaalbrug gaan. Wil je niet komen? - jammer. Nou ja, adj.

1929, 46 Mara Bu